Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

vrijdag 18 mei 2012

Een stomende plaat gourmet

De weergoden zijn ons niet gunstig gezind. Duiveltjeskermis noemden ze het bij ons in de streek - brute, plotse afwisseling tussen regen en zonneschijn, soms zelfs gewoon dwars door elkaar, alsof het land nog niet surrealistisch genoeg is. De meimaand verdient beter weer, vooral om dat ik er in verjaar. Die verjaardag noopt zoals elk jaar opnieuw tot grondige zelfreflectie. Verjaren is een datumlijn oversteken die alleen bestaat in de collectieve verbeelding, maar een mens heeft dat nodig, en bovendien is het een dankbaar excuus om in gelijke mate vooruit en achteruit te kijken.
Op moederdag, onder een stomende plaat gourmet, haalde mijn moeder een anekdote op van toen ik peuter was en bij m'n grootouders verbleef aan zee. Blijkbaar weigerde ik als balorige kleine te slapen, maar had ik uitgevist dat als ik mijn grootouders aan het lachen kon maken door op en neer te roetsjen, te dansen en te draaien over de zetel, dat ik langer mocht opblijven. Geef me een podium en ik doe wel wat. Je kan er Hineininterpretierung inzien, maar het is toch frappant hoe bepaalde karaktertrekken al zo vroeg duidelijk worden.

"Heb jij ook die test gedaan om te zien of je een goede Vlaming bent?" vraagt mijn collega Lukacz, met wie ik buiten vaak ga roken. Alles wat hij zegt, lijkt doordrongen van een nuchter soort Antwerpsheid.
"Ja. Hoeveel had je?"
"40%."
"Ik had 70%," grijns ik, "blijkbaar ben ik een stuk traditioneler dan ik dacht. Nochtans zou ik mezelf nooit conservatief noemen."
"Ja. Die Geert Bourgeois, hij kan er wat van."
"Hij lijkt op een wassen beeld."
Lucasz grijnst nu zelf zijn tanden bloot, duwt zijn sigaret uit en gaat naar binnen. Ik volg.
"In dit weer gaan roken, vergt toch een idiote toewijding," zeg ik tegen een nieuwe collega die samen met me de lift is ingestapt. Ze glimlacht verlegen terwijl de liftdeuren zich weer openen. Een andere collega, Edvard, stapt in en slaat de situatie gade met een geamuseerde 'zo, zo zit dat hier'-blik.
"Geen koffie aan het drinken, Anton?" vraagt hij.
"Nee."
Tegen het meisje legt Edvard uit dat hij me de eerste keer zag toen ik een vergaderzaal binnenstormde, één uur te laat, in de aanwezigheid van twintig managers en de CEO, met een verkeerd geknoopte das en een gigantische mok koffie. Ik verdraag de anekdote gelaten.
Er zijn dingen veranderd. Ik ben introverter geworden en tezelfdertijd kan het me ook geen moer meer schelen om ervoor uit te komen dat ik erg gevoelig ben. Je verbergen voor jezelf is wel het domste dat je kan doen, want het is een strijd die je niet kan winnen.
"Die fout heb ik alleszins niet meer gemaakt," zeg ik. Het meisje stapt uit.
"Maar goed, zonder lullen, hoe gaat het nog met je?" vraagt Edvard als de deuren zich weer sluiten.
"Zou je verrast zijn als ik zei dat ik niet mocht klagen?"
Hij moet lachen omdat hij dat antwoord van mij goed kent.

In de verte komt intussen tram 3 met een onvast tempo aan gereden, en ik weet niet wat ik daarmee aan moet. Wat heb ik intussen bereikt? Ik ben niet doodgevallen, niet gearresteerd en ben niet beurs geslagen, al heeft het bij de eerste twee weinig gescheeld. Intussen zit ik terug aan mijn bureau, omringd door lege flesjes water en een batterij balpennen. Als je copywriter bent, dan hoort dat laatste zo. Ik ga nooit naar een meeting zonder balpen, ook al neem ik geen papier mee. Het is een fetisj in de klassieke zin van het woord.
In een spotprent over schrijvers die ik onlangs las, stond onder andere dat schrijvers soms hun eigenwaarde ophangen aan wat hun lezers denken, en of ze überhaupt gelezen worden. Zo ver zou ik het niet drijven: ik zou ook schrijven als ik geen publiek had. Maar het idee dat iemand - bekende of onbekende, vriend of vijand - leest wat ik te vertellen heb, is een zeer krachtige drijfveer. Multatuli schreef onbeschaamd: "ik wil gelezen worden". Niemand heeft het nadien nog zo kernachtig gezegd. Het is geen vorm van emotioneel exhibitionisme, want ik kies er zelf voor wat ik zeg en wat ik niet zeg, waarbij dat laatste nog belangrijker is. Ook witregels hebben hun geschiedenis.
Als ik vertel dat ik schrijf aan mensen die ik net leer kennen, krijg ik wel eens te horen dat zij ook schrijven of dat willen doen. Ik kan niks anders doen dan hen oprecht aanmoedigen. Schrijven is geen magie of alchemie. Het is een kunst die je kan leren, net als alle andere dingen. Toch is mijn grootste gebrek is ongeduld, de keerzijde van honger en ambitie. Men klaagt soms dat de wereld te snel gaat en men heeft gelijk, maar soms gaat hij niet snel genoeg. Waar blijven die reacties van uitgevers en waarom lopen literaire wedstrijden zo traag? Waarom doen sommige mensen zo ontieglijk lang over hun gedachten? Met mijn aangeboren haast bereik je natuurlijk ook niet alles wat je zou moeten of kunnen bereiken, dus heb ik geleerd dat te aanvaarden als een facet van het leven. Vandaar dat drugs en ik ook niet zo fantastisch samengaan - waar mijn gedachten al in een stroomversnelling zitten op dagelijkse basis, gaan ze met drugs rondjes maken over het F1-circuit van Spa-Francorchamps en moet ik in een conversatie afhaken.

Ik kijk een presentatie na en schrijf een tekst die bedoeld is als voice-over. Er is een kans dat ik 'm zelf ga mogen inlezen ook, en daarbij mijn meest chique Engels zal mogen bovenhalen. Britten horen dat ik niet van Engeland ben. Anderen tuinen erin.
"Ook 70%! Niet slecht voor een Franstalige!" mailt Edvard mij triomfantelijk. De test doet de ronde op kantoor. Twee andere collega's discussiëren over het feit of die test wel zo Vlaams is en niet algemeen Belgische, zelfs Europese waarden, uitdraagt.
"Vraag niks aan mij, ik ben een sléchte Vlaming," zeg ik als men me om mijn mening vraagt.
Met ouder worden leer je steeds meer hoe je bent en vooral hoe anderen je zien. Het is een bijzonder fascinerend dialectisch proces. Een vastomlijnde persoonlijkheid is een illusie. Voor de ene persoon ben ik een biechtvader, bij anderen ga ik te biecht. Richard Ashcroft bezong het treffend: "I'm a million different people from one into the next, I can change my mould."
Ik heb zin gekregen in koffie. Het regent nog altijd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten