Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

woensdag 12 september 2012

Voorherfst

Men spreekt over een nazomer en een voorzomer, soms eens over een vroege lente, of knarsetandend over een vroege winter, maar de begrippen voorherfst of nalente bestaan niet. Nee, de zomer is de zware jongen waar het allemaal om draait, prent de taal ons in. Onze maatschappij is ook op dat model gebouwd. Waren de zomermaanden vroeger oogstmaanden met dito feesten en hun gezwollen fruit, dan zijn ze nu het decor voor alcoholische escapades, bruin bakken aan God weet welk strand, of road trips in aftandse auto's. De winter heeft eveneens zijn passionele aanhangers, al ruikt het verdedigen van een seizoen vol doodsheid en sombere avonden een beetje naar contrair doen om contrair te zijn.

Persoonlijk ben ik de herfst gaan appreciëren, de laatste jaren. Die gedachte komt bij me op als ik terug naar huis slenter van een cafébezoek midden in de week. De weg is niet lang, maar omdat het al donker is en toch niet bijzonder koud, voelt hij langer aan. Aan de wegenwerken zie je dat het binnenkort verkiezingen zijn. Het academiejaar is nog niet begonnen, dus de straten die over enkele weken het terrein zullen zijn van legioenen studenten, liggen er een beetje onthutst bij, alsof ze bezoek verwachten dat al te laat is. Er zit alleen lokaal volk in de pitabars, en de geur van hamburgers en frieten wordt door de zwakke wind, in afwezigheid van geluidsgolven van volk, sterker gedragen dan anders. Het aroma is warm en nutteloos tezelfdertijd.

Poelen licht draaien overuren. Sommige cafés hebben hun uithangborden vernieuwd. Her en der zijn al kluitjes mensen die zich aan togen verzameld hebben. Ik zou het geen melancholie durven noemen, maar opnieuw waait een zeker gevoel van verlorenheid door wat ik denk als ik naar binnen kijk via het venster. Bastonen, glazen die neergezet worden, pratende mensen, een salvo aan noten popmuziek. Afstand op gezelligheid. Ik bedwing mijn nieuwsgierigheid om niet ergens binnen te stappen en me nog dieper te gaan onderdompelen in die schemersfeer van de laatste weekends van de zomer. Niet alleen heb ik niks bijzonders te vertellen, ik ben ook niet erg goed in zomaar ergens stilzitten tenzij ik dat grondig heb voorbereid. Meditatie is bewegen, wat mij betreft.

Ik kijk weg van de vensters naar het kruispunt van de Heuvelpoort dat opdoemt terwijl de straat breder wordt. Links van me is een oud studentenrestaurant in volle afbraak. Weinig is zo zichtbaar onzichtbaar als sluipende renovatie. Van alle cafés en voetpaden die ik daarnet passeerde, bestond meer dan de helft tien jaar geleden nog niet. Het verkeer van het kruispunt raast over die herinneringen heen op het ritme van oscillerende basdrums. Elk moment heeft zijn soundtrack, en dan is daar het moment dat het lijkt, vlak voor het zebrapad, of er in het gelijktijdig in- en uitademen van de binnenring, mijn longen en de verspreide terrasjesmensen achter en voor me, één ogenblik het gevoel dat alles precies in elkaar past zoals het hoort, ook als het vloekt en vecht. Alsof deze paar honderd vierkante meters in het hart van de stad één grote kathedraal zijn voor een god van terugtrekking. De sleep van de zomer die ruisend een verkoeling achterlaat. Al het haar op m'n armen en nek staat overeind.

Het is beter om verder niets meer te zeggen en te doen alsof m'n lippen aan elkaar genaaid zijn. Terwijl ik het kruispunt verlaat en nog maar op enkele meters van mijn huis ben, ebt ook het verlangen weg van over te steken en me daar te wijden aan het mysterie van alleen drinken in het gezelschap van onbekende mensen van wie ik nooit wat zal eisen (en omgekeerd). Vooruitgeschoven wolken beginnen over de in impressionisme gehulde daken te komen, en beloven regen. De stad anticipeert. De lichten springen op groen. In zelfhypnose, bedolven onder de lichtste en oppervlakkigste van indrukken, sluit ik af en ontsluit ik de deur.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten