Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

donderdag 2 mei 2013

Mayday

Is het dat ik vannacht elk uur heb zien passeren op de display van de wekkerradio? Is het de grauwheid van een doordeweekse donderdagochtend in wat een mooie lente had moeten zijn? Of is het de nasmaak van een lang weekend dat gestolen voelde, uitgehakt uit de rotsen van een strakke weekplanning? Wie zal het zeggen. Al wat ik werkelijk weet, is dat ik het liefste in een zetel zou hangen, de ogen zou sluiten en zou doen alsof de rest van de wereld niet bestaat.

De krant bracht nieuws dat uit een wereld kwam waar rede en redelijkheid moeite hebben om te overleven. Sabam heeft zichzelf nog eens overtroffen in cartooneske boosaardigheid door geld te eisen van internetproviders. Hebben die mensen geen PR-medewerkers die daarbij stilstaan en beseffen dat hun organisatie nu al bekend staat als een maffia? In Amerika zijn er CEO's die tot duizend keer meer geld binnenhalen dan de slechtst betaalde arbeiders van hun bedrijf. Ook dat hou je niet voor mogelijk, maar geen politicus die er wat aan wil doen. Intussen hebben de kredietbeoordelingsbureaus, meesters in de economische vogelpiek, nog maar 'ns een land gekelderd. Ik zou er satire over willen schrijven, maar wat voor zin heeft het om dat te gaan satiriseren als de realiteit zelf aan 200 kilometer per uur een ravijn in aan het storten is.

In de metro zit ik nog wat verder te lezen in Boons historische roman over Jan de Lichte, die zich afspeelt in een straatarm Vlaanderen onder de Oostenrijkers, een episode in onze geschiedenis die we liefst overslaan, tenzij het is om ze op te sommen in een lange lijst van vreemde mogendheden die ons slachtoffercomplex gevoed hebben. Wat opvalt is het homo homini lupus. Het is van alle tijden. Een rechtsstaat vormt de broze barrière die allicht velen ervan weerhoudt het monster in zichzelf de vrije hand te laten, maar zelfs nu vinden de wurgslangen en kwakzalvers die ons ervan proberen te overtuigen dat we harder moeten werken en meer moeten besparen, manieren om die staat naar hun hand te zetten.

Het lijkt soms zo zinloos, denk ik, terwijl ik een plaats zoek in de tram en een paar jongeren gadesla die binnen enkele jaren in een wereld losgelaten worden waar er voor een te groot deel van hen geen werk zal zijn. Waarom zou ik me inspannen om beter te leven en de zaken anders aan te pakken, als alles om me heen naar beneden schuift als een lawine in slow motion? Hoe zit het met de imperatief dat we het beste uit onszelf moeten halen als je ziet dat zo veel mensen er in slagen met middelmatigheid op te rijzen tot het firmament van de roem en het respect? Neem nu dat legioen opiniemakers en columnisten: de uitzondering niet te na gesproken, vraag ik me af wat hun meningen het de moeite waard maakt om gelezen te worden. Vinden mensen hen echt interessant? Zo ja, is dat bij gebrek aan beter? Doorgaans hebben ze weinig meer te zeggen dan wat bijeengeraapte, halfbakken ideeën en ongeestige observaties.

Het schijnt dat er in de wereld nog nooit zo weinig extreme armoede en honger geweest is als nu. Er zouden ook andere indicaties zijn dat dit best een mooie tijd is om in te leven. Dat zal wel zo zijn. Het is niet alsof dat de kwesties die ons langs alle kanten belagen, doet verdwijnen. Men wil perspectief bieden, maar eerlijk, de fucking pot op met je perspectief, we worden al zo vaak verondersteld de dingen te relativeren dat het gewoon een ander codewoord is om ervoor te zorgen dat we 's avonds voor tv blijven zitten en ons tevreden te stellen met wat we kunnen krijgen. Voor de nodige duiding en nuance sta ik zelf wel in.

Er zit nog vechtlust in me, op de bodem van de uitgebrande vuurkuil. De vraag is alleen of het soms geen strijd is tegen de bierkaai, want het is uiteindelijk ook een veldslag tegen mezelf. Indien we zouden geloven dat alle problemen zich buiten ons bevinden, vergissen we ons deerlijk. We zijn elk evenveel deel van het probleem als deel van een oplossing. Ik stap de lift in en trek m'n kostuumjasje recht. Laten we vandaag vooral niet te veel relativeren, denk ik. Laten we niet getemperd worden door aanmatigende beleefdheden van de rubbersmoelen van deze wereld. Soms mag dat, eens kwaad en verloren zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten