Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

maandag 24 juni 2013

Maanrivier

Het heeft alles in zich om een lelijke zomer te worden. Het geeft experts in het koetjes- en kalfjesgesprek wel weer een uitgebreide voorraad munitie om de dag mee door te komen, dus dat we weinig zachte zomeravonden zullen hebben met klatergepraat en wijn, is misschien het einde van de wereld niet. Intussen draait het reuzenrad van emoties door, van de ijl makende hoogtes tot de mistige dieptes. Je moet meer adjectieven schrappen, zegt de fantoomredacteur die over m’n schouder meeleest. Je moet vooral je bek houden, zeg ik terug.

Ik ben in Brussel en neem opzettelijk niet de metro die ik normaal moet nemen, en wandel tot aan het volgende metrostation bij het Jubelpark. Brussel, stad van eters, heb ik ooit ergens gezegd, en het is waar. Met het aandikken van de tijd en al haar eenheden heb ik mezelf erop betrapt dat ik indrukken steeds minder opdrink. Is het dat de honger voorbij is? Of is het net dat ik de dingen onverdraaglijk scherp zie. Bijvoorbeeld: op de trein zat deze ochtend een dikke vrouw tegenover me, en die haalde een reep chocolade boven.

Los van het feit dat ik me gegijzeld voel door andermans eetgeluiden, besefte ik ook dat die vrouw weinig goeds kon doen in de ogen van anderen. Een dikke mens die iets gezond eet, daar zit iedereen met genoegen van te denken “ha, eindelijk op dieet!” en als die persoon zit te snoepen, dan heerst de verontwaardiging. Dik zijn, het moet niet bepaald prettig zijn. Maar bekijk het zo: binnen twintig jaar word ik misschien ingehaald door een gruwelijke vorm van kanker, en daar sta ik dan met m’n normale confectiematen.

Al te vaak probeer ik er mezelf van te overtuigen dat ik bepaalde zinnen of slierten woorden moet onthouden, omdat ik geloof dat ze iets zullen zeggen over de condition humaine of op z’n minst amusement zullen bezorgen aan wie ze lezen, maar tegen dat ik ze vergeet ga ik er eigenlijk van uit dat die woorden wel zo geweldig niet zullen geweest zijn. Ook dat hoort bij het minderen aan honger. Er valt minder te bewijzen. Niet dat ik de geweldenaars, brulkikkers en idioten van deze wereld niet graag nog eens een paar klappen zou verkopen, maar het hoeft niet zo nodig.

De fontein sproeit grijs water naar boven in een grijze lucht. Auto’s slingeren over de betonnen ringen van Saturnus, in en uit het groezelige tunnelnetwerk onder Brussel. Ook dat is België. Het wordt tijd dat het verlof is. Je ziet het aan de uitgelaten, gespannen scholieren die net nog wachten op hun resultaten, of de laatste troepen studenten die nog knarsetandend examens moeten afleggen over materie die ze binnen tien jaar niet meer zullen kennen. Het reuzenrad zal zijn revoluties blijven afleggen.

Misschien is het zo, denk ik bij het oversteken en het handopsteken naar een vriendelijke loodgieter die voor me gestopt is, dat ik vergeten ben dat ik honger heb en het daarom niet meer voel. Het is makkelijker om verlangens met stilzwijgen te begroeten dan om er door verteerd te worden (graag ‘Slechte metaforen in het werk van Anton Voloshin voor €5000, Luc!’). Beter om te denken dat het wel gaat zo, in m’n fijn gelegen appartement en m’n leuke vrienden, dan dat ik m’n tong op bankbiljetten vol cocaïne wil leggen en intussen met een geverfde dame TS Eliot wil deconstrueren in een jacuzzi.

Honger is een holle wachtkamer. Je merkt het ook aan die verguisde hangjongeren, rondlummelend op perrons, met weinig beters te doen dan dreigende blikken te schieten naar wat hen niet aanstaat. Wat als die energie in iets positief kon omgezet worden? Wat als ze hier in BXL die idiote 19 gemeenten zouden afschaffen? Wat als men niet meer aan allerlei goedbedoelend manvolk moest uitleggen waarom geweld tegen vrouwen ook hun probleem is? Dan leidde ik allicht het bestaan van een blij varken in een modderpoel. Het enige wat dat varken-zijn momenteel benadert, zijn m’n stampende laarzen over de trappen van Montgomery.

Terwijl het natte halfdonker van de metro zich over me heen buigt, probeer ik me voor te stellen dat de metrosporen veranderd zouden zijn in een wildwaterrivier. Dan kwam ik misschien een sympathieke slang tegen die me zoals het egeltje in ‘Jozjik v toemanje’ zou meevoeren tot bij m’n vriend de beer. Of naar het Wonderland van Alice, dat mag ook. Alle fictie is één groot boek verspreid over miljoenen ruggen.

Caligula zou ooit gezegd hebben: had het volk maar één nek. Ik denk: hadden we maar één bibliotheek, een rondwentelend gevaarte waarin alles wat men ooit neerschreef, bewaard was gebleven. Ze zouden me er van de kaften moeten wegsleuren als een halve gare fetisjist. De metro komt er aan gepiept. Ik ga me vanavond eieren bakken en ondertussen zal ik een boek lezen. Het duurt nog even tegen dat het reuzenrad weer begint aan z’n tocht naar boven, en het duurt nog even tegen dat ik zal dansen van de honger. Hopelijk zal ik nog op tijd zijn voor de hoofdschotel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten