Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

donderdag 4 september 2014

Anton in Noorwegen - Dag 9, 10 en 11

Alpaca’s, new wavers en tante Julia

Tegen de ochtend blijkt het busje met de “three womens” al verdwenen. Ik ga de plaats inspecteren waar ze stonden, en ontdek een lege kauwgomverpakking waar ‘made in Uruguay’ op staat. Na het opbreken rijden we voorzichtig de grasheuvel af, om te zien of er nu toch niet iemand zit in het wachthuisje. Het is er nog altijd even doods. Omdat ik dat altijd al willen doen heb, brul ik “So long, suckers!” als ik het gaspedaal indruk en wegstuif van de weg, groener oorden tegemoet. Eén nacht in deze Mexicaans aandoende omgeving was meer dan goed genoeg.

Onderweg krijgen Jelka en ik een vlammende discussie over dieren die we langs de kant van de baan zien. Ik denk dat het geiten zijn (“ze waren klein en in allerlei kleuren!”) en Jelka houdt vol dat het hertjes waren (“geiten hebben geen gewei!”). Die discussie is snel vergeten als we later op de dag een weide met alpaca’s passeren. Jelka neemt uitgebreid foto’s. De dieren ondergaan dat laconiek.

Er zijn nog twee tussenstops voor we Oslo opnieuw bereiken, en voor elk van ons wat wils. De eerste stopplaats is de op de route geadverteerde Gardnos-krater. Het park rond de krater blijkt dicht (waar zitten al die Noren toch?) maar je mag er wel nog vrij rondlopen. Ongeveer 560 miljoen jaar geleden kwam hier een meteoriet neer die een krater sloeg van vijf kilometer doorsnede. De krater is al lang overgroeid, natuurlijk, maar we vinden wel een opgedroogde bergrivier die mooi de opgebroken terrassen kwarts nog toont. De heerlijke stilte in het kraterbos krijgen we er voor niets bij.

Jelka mag zich dan weer helemaal laten gaan in het Bjørneparken (“het Berenpark”), een uitgebreid en modern dierenpark met, hoe raad je het, beren. Er zijn niet enkel beren – die er overigens vervaarlijk uit zien, en lappen vlees in een rivier aan het kapotscheuren zijn terwijl we van op veilige afstand op een loopbrug toekijken – maar geitjes die spontaan mensen komen knuffelen en kopjes geven. We zien een jong hert en een jonge eland. De cavia’s zijn op vakantie, en de vos laat zich niet zien. Het is er een paradijs voor kinderen: overal staan speeltuigen, en bij enkele hekkens liggen emmers met wortels klaar om aan de dieren te voederen. Eén klein meisje huilt onbedaarlijk bij een eland. Elanden geven geen fuck, dat is duidelijk.

In Oslo zitten we weer in hetzelfde hotel waar onze reis begon, deze keer onder de grond. Na vier dagen kamperen en eten uit blik, voelt een bed al aan als een ongehoorde luxe. Buiten raak ik nog aan de praat met tweede oudere Engelse mannen die in een new waveband spelen en er ook zo uit zien (gelakt zwart geverfd haar, zwarte lederen jassen, koppen die veel gezien hebben). We hebben het over muziek, voetbal en het Schotse referendum voor onafhankelijkheid. De reis zit er bijna op.

In de voormiddag erop verkennen Jelka en ik elk apart een wijk in Oslo die ons aangeraden was door personeel van het hotel. Het blijkt een hipsterwijk te zijn met tal van tweedehandsboetiekjes, winkels vol snuisterijen, en kleine parkjes waar lokale, nog niet gegentrifieerde dronkenlappen en marginalen doen wat dronkenlappen en marginalen in parkjes overal ter wereld doen: onverstaanbaar roepen, onvoorspelbare bewegingen maken, en mensen lastigvallen voor sigaretten.

We eten in een gezellige tapasbar die de naam ‘Delicatessen’ draagt. Het is er voortreffelijk, en de dienster lacht meewarig met mijn poging de Noorse menu-items correct uit te spreken. Ik voel me een kleuter die net een beetje zindelijk geworden is.

Jelka koopt schoenen. Ik hou me gedeisd in een parkje. Er wandelen veel mannen alleen rond met kinderwagens. Is dat de geroemde Noorse emancipatie? Er is ook een lesbisch koppel dat complexloos hand in hand wandelt. Dat zou overal moeten kunnen. De wereld zou een betere plaats zijn. Slechts één dronkaard valt me lastig, maar druipt teleurgesteld af als ik “jag ikke snakke norsk” zeg.

Vanaf dan staat alles alweer in het teken van de reis huiswaarts. Het is opnieuw de ‘Stena Saga’ die ons terug zal brengen naar het Continent, deze keer met een overnachting. Omdat ik nog nooit op een boot geslapen heb, maak ik me kinderlijk blij in het idee eindelijk in een echte kajuit te kunnen slapen. Het is er klein en krap bemeten, maar proper, en bovendien belooft de nacht entertainment: er wordt omgeroepen dat DJ Gary de hele nacht feestenden zal bedienden in de discotheek met de beste dansmuziek. Dat wil ik niet missen.

Jammer genoeg blijkt het feestje daar pas van start te gaan als wij al willen gaan slapen. Het deert de intussen alweer dronken Noren en Denen niet. Mannen en vrouwen van makkelijk het dubbele van Jelka’s leeftijd en de leeftijd van mijn ouders dansen, zoeken duidelijk liefde voor één nacht, of staan wiebelend op de verschillende dekken te roken. Met de veel goedkopere (maar naar Belgische normen nog altijd dure) alcohol en sigaretten lijken de Scandinaviërs prima in hun nopjes. Maar onze wereld is het niet echt. Ik krijg nog een onvrijwillige slaapwel toegewenst van twee oudere dames die iets dronken tegen me zeggen in het Noors, terwijl de ene m’n haar vruchteloos probeert goed te leggen. Ik onderga het zoals het personage in Boudewijn De Groots nummer die kloeg over de borsten van zijn tante Julia die op z’n schouder rustten als ze zich over hem heen boog.

De ochtend doet pijn. Toch is de rit terug door Denemarken, Duitsland, Nederland en dan uiteindelijk België geen achteruitgespoelde opname van de heenrit. In Denemarken win ik tijd door als een dolleman te rijden, maar in Duitsland raken we vast in de regen, de file, de slechte worsten en mijn slechte richtinggevoel. Tot drie keer toe rijden we voorbij Osnabrück mis, en ik ben de wanhoop haast nabij als we dan toch na anderhalf uur tijd verliezen, in Roermond in Nederland raken.

In Gent is de avond al lang gevallen. We hebben er dan 13,5 uur rijden op zitten, en mijn hele lichaam is een gloeilamp van pijn. Jelka en ik hebben 11 dagen samen doorgebracht zonder elkaar fysiek aan te vallen, ruzie te krijgen (al blijf ik er bij dat we geiten zagen en geen herten) en zonder al te idiote toeren uit te halen. Geir Jensen heb ik niet ontmoet en ik heb niet in een fjord gezwommen, maar Jelka heeft vele dieren gezien, ik heb gevoeld hoe het ook alweer is om door niets dan stilte omgeven te worden, en we zijn boven de fucking poolcirkel geweest. Als dat niet cool is.

1 opmerking:

  1. Een verhaal om goesting te krijgen eenzelfde queeste naar rust en stilte te ondernemen. Alleen heb ik de energie en het gezelschap niet ......

    BeantwoordenVerwijderen