Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

woensdag 14 december 2016

Out of context

Voor hoe weinig ik er geweest ben in vergelijking met mijn thuisbasis Gent en mijn zanderige adoptiebakstenen aan de Noordzee, laat staan de verkavelde heuvels van Merelbekistan waar ik opgroeide, heb ik al buitenmatig veel geschreven over Brussel. Dat is omdat Brussel prikkelt. Indien niet goedschiks, dan wel kwaadschiks. Het is een stad met een miljoen gezichten, letterlijk. Lange stukken kil en doods beton hangen loom over de boulevards waar aan het ene eind een upscale hotelketen met kristallen belettering en snoeverige broekhoesten achter de balie arrogant uitkijkt over het verkeer, en het andere eind een soort neon anus is van telefoonwinkeltjes en vervallen voorgevels met dichtgetraliede vensters. Ik verlies er ook constant de weg. Zelfs een GPS heeft moeite met onze labyrintische hoofdstad.

Ik bevind me in een café dat er vanbinnen uitziet alsof het interieur is blijven stilstaan in de vroege jaren '90. De playlist is een afwisseling van muziek die zo had gekund in de drollige sketches van Benny Hill, over klassieke rock en dan weer een hypermodern dansnummer. Het cliënteel zijn oudere Brusselaars en hippe jonge bobo's. We spreken over de kooien waar mensen in vast zitten, steeds rondjes draaiend tot ze er gek van worden, als een metafoor voor de mensen die door ons systeem worden belaagd maar niet lijken te kunnen denken buiten die kooi. Of is dat hoogmoed? Want misschien zien wij onze tralies ook niet. In een extreem geval is dat het 'out of context'-probleem in de kennisleer, bijvoorbeeld bij een hypothetisch contact met een buitenaardse beschaving. Omdat we geen context delen, kunnen we niet komen tot communicatie. Vandaar dat het SETI-project altijd opteerde voor het weergeven van vrij makkelijk te decoderen universalia: atoomgetallen, radiofrequenties. Die zijn overal in het universum dezelfde.

Hoe ouder je wordt, hoe meer er blijft kleven aan je gemoed. Je kan je ook ontdoen van bagatellen - ik haal er de schouders bij op dat ik gewoon niet heel goed ben in de weg vinden. Vreemd genoeg komen daardoor soms dingen bovendrijven die lang vergeten leken, zoals daarnet op een pleintje, dat ik plots herkende toen ik er bij daglicht 9 jaar geleden had gestaan, twijfelend met vrienden over welk restaurant we zouden kiezen. Ik had me toen geërgerd aan de besluiteloosheid van die vrienden. Het was tenslotte maar eten. En ik vond dat we ons gedroegen als een bende futloze toeristen in onze eigen hoofdstad. Toegegeven, in die tijd was Brussel voor mij ook niet veel meer dan de Grote Markt, treinstations, het Atomium en Manneken Pis. Als ik nu aan Brussel denk, denk ik aan heel andere dingen. Zoals het Warandepark waar ik ooit een andere wereld binnengestapt leek met een bevriende dichter, om een nachtelijk optreden bij te wonen onder fantasierijke lampions. De hele omgeving had toen gebaad in een halfdronken gloed, alsof we hallucinogene pollen hadden opgenomen van de bomen en planten. Ik denk ook terug aan anekdotes uitwisselen in een merkwaardig Nederfrans met collega's van vroeger.

Ik heb het warm. Dat komt ervan, van al dat gebabbel en een glas alcohol. In principe heb ik een milde intolerantie tegenover alcohol, maar als ik volledig principieel leefde, dan zou ik een humorloze zak zijn. Het gesprek gaat over ethische keuzes maken. In hoeverre is dat eigenlijk nog mogelijk? Van individu tot individu misschien, maar in een wereld waar alles zo verbonden is dat bij alles wat je doet, een gevolg kan ontstaan dat er ergens iemand lijdt, of dat alles wat ons blij maakt, begon met iemand die ergens uitgebuit wordt, dat is een droeve gedachte. Er komt argeloos een man bij ons zitten, druk in de weer met zijn telefoon. Het gesprek staakt. Pas als hij opkijkt, merkt hij dat hij aan de verkeerde tafel is gaan zitten. Hij excuseert zich en zijn vrienden lachen hem een beetje uit. Ik denk aan straks, als ik terug naar de parkeergarage moet wandelen. Ik moet ergens een tippelzone zien te ontwijken en ik hoop dat er niets zal gebeurd zijn met m'n auto, want conform de Brusselse logica was ik niet zeker of ik op een plek stond waar ik echt wel mocht parkeren, met slechts half-aangegeven plaatsen in een configuratie die ik nooit eerder zag in een parkeergebouw.

Het is een bedrukkende dag geweest, zo'n dag die een voorsmaakje biedt van de winter die nog moet komen, met dagen waar de zon niet eens een lichtere vlek vormt achter de wolken, maar alles permanent lijkt bevangen in een Belgisch spookverdriet. Ik vertelde eerder dat ik hoopte verlichting mee te nemen deze avond, maar ik weet niet of dat gelukt is. Het zijn dagen die ook mijn eigen littekens nu en dan doen opgloeien, daar waar er ooit gepookt werd en gesneden werd. Maar al bij al leid ik alles behalve een beklagenswaardig bestaan en kan ik in vrede genieten van sfeer, muziek en conversatie. De wereld buiten de halvegare sneeuwbol die deze stad is, is andere koek - "zullen we het nooit leren?" had ik me afgevraagd, na de onvermijdelijke foto's te hebben gezien van Aleppo. In mijn geest zag ik er de foto's bij van afslachtingen in Rwanda, in Sabra en Chatilla, in Srebrenica, in Babi Yar. De menselijke wreedheid is even diep als het menselijke vermogen om te proberen om te begrijpen wat een ander voelt en wat er in andere mensen omgaat. Met alle macht klamp ik me daar aan vast als een leidraad om iets zinnigs uit te richten in de jaren die me gegeven zijn.

Even later ben ik onderweg naar de auto. Het is niet zo ver meer van middernacht en ik ben in de meeste straten alleen, buiten hier en daar een dakloze en een gast die een sigaretje bietst en me dan fluks een telefoon probeert te verkopen. De ondernemers van de nacht, wie drijft hen, wie zijn ze, waarom doen ze het? Hij merkt op dat ik eruit zie alsof ik met mijn gedachten "de loin" kwam en hij heeft gelijk. In mijn slipstroom komt mijn legioen herinneringen aan autoritten door de nachtelijke, oranjegeel belichte metropool, toen ik ooit eens een half uur lang niet voorbij de Basiliek van Koekelberg raakte omdat bijna alle straten afgesloten waren en de tunnels ook. Ik haal me ook de Kerstmarkt voor de geest, dat in glühwein gedrenkte feest voor commerçanten van de kitsch dat thans 'Winterpret' heet, of in suggestiever Frans, 'Plaisirs d'Hiver'. Vanavond is die vakkundig vermeden geweest, maar twee jaar geleden inspireerde dat boschiaanse schouwspel me nog tot een gedicht over het verpletterende veelvoud dat hier altijd aanwezig is. En ik was niet eens dronken, zoals een commentator bij het gedicht later beweerde op het internet.

Wonderbaarlijk genoeg kom ik in de garage aan zonder één omweg gemaakt te hebben. Alweer een bagatellistisch puntje verdiend. Ik verlaat Brussel even graag als ik er aankom. Thuis wacht er een waakvlam. Misschien telt dat ook een beetje als verlichting.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten