Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

dinsdag 1 mei 2018

Anton in Malta - Dag 2

Het Stenen Tijdperk in hotpants

Op 1 mei staan we redelijk laat op. Correctie: ik sta redelijk laat op, Jeltsin is al in de weer, leest, maakt koffie en zit op z’n tablet (we hebben wifi in het huisje). Hij heeft Tinder aangezet. Omdat ik een Windows Phone heb, moet ik het stellen met het derivatieve Timber. Veel tijd om te swipen is er echter niet, want ze zijn van plan om de Ħaġar Qim te bezoeken, een ruïne uit het Stenen Tijdperk aan de Maltese zuidkust. De GPS zegt dat het maar 20 minuten rijden is, “maar dit is Malta,” zegt Jeltsin omineus. Onverwachte files, zotten met een doodswens en wegenwerken zijn hier nog een steek steviger dan in ons eigenste heilig land der vad’ren.

Ik rij weer bijna een paar achteruitkijkspiegels van stilstaande auto’s af in het gekronkel en gewirwar van de steegjes van Senglea, maar voorts is de rit relatief vlot. Het is een warme dag, en aan het verkeer te zien zou je niet denken dat het een openbare feestdag is. De meeste Maltese feestdagen zijn sowieso gewijd aan de vele heiligen en kleurrijke lokale tradities, en niet aan iets moderns als het arbeidersproletariaat. Ik vraag me af of er effectief ooit fabrieken op Malta gestaan hebben. Als ze er al geweest zijn, valt daar nu niets van te merken.

Bij het gebied rond Ħaġar Qim aangekomen wacht ons nog een pittige voettocht door een typisch Mediterraan landschap: lage, harde struiken, zanderige ondergrond, rotsen en stenen muurtjes in diezelfde zandkleur. We houden even halt bij een verloren huisje in het landschap, een eindje westelijk van het hoofdpad. Dit blijkt een overgebleven spoorhuisje te zijn van een spoorweg die de eilandstaat ooit doorkruiste. De werken aan de spoorweg waren de katalysator voor de ontdekking van de Ħaġar Qim. Het tempelcomplex zelf gaat schuil onder een groot zeil, dat de ruïnes tegen de elementen moet beschermen.

Het complex zou moeten gebouwd zijn rond 3.500 voor onze jaartelling, toen onze eigen voorouders wellicht nog een jager-verzamelaarsbestaan leidden op graslanden van wat nu Oekraïne is. De tempel was gebouwd met het idee dat het zonlicht bij bepaalde intervallen de heilige mysteriën binnenin liet baden in een gouden schijn. Er werden vruchtbaarheidsgodinnen vereerd – de typische, corpulente vrouwenfiguren die kenmerkend zijn voor het Stenen Tijdperk. Onder het afdekzeil is er ook een constant gekwetter van vogeltjes. In de nokken en op de punten waar de staven van het zeil samenkomen, hebben diverse mussensoorten nestjes gebouwd. Jeltsin, die een dierenliefhebber is, probeert de beestjes op de gevoelige plaat te krijgen.

500 meter verderop liggen de gelijkaardige ruïnes van de Mnajdra-tempel. Het probleem met dergelijke ruïnes is altijd dat ik het moeilijk vind om me voor te stellen hoe deze gebouwen er in hun glorietijd moeten uitgezien hebben, als alles wat nu overblijft een paar gangpaden en uitgeholde kamers is waar stug gras in groeit. Ik probeer me mensen voor te stellen die hier baden en sliepen, of de goden iets kwamen afsmeken. Het lukt moeilijk, te meer omdat Jeltsin en ik in een heen-en-weer verwikkeld zijn geraakt over wie de flauwste woordspelingen op ‘Valletta’ kan maken.

Waar we even later wel stil van worden is het uitzicht over de zuidkust van Malta. Een steile afdaling begint even voorbij een monument voor een belangrijke militair, en het uitzicht is hier royaal. De Middellandse Zee is hier lichtblauw en rustig als in de beste toeristische folders, maar de kliffen, rotsen en de stromingen waarnemen met je eigen ogen is iets wat geen enkele foto ooit kan verslaan. Op de terugweg zien we enorme cactusplanten waar mensen nu en dan iets ingekerfd hebben. “Normaal zie je dit bij bomen, ik heb dit nog nooit gezien bij cactussen,” merkt Jeltsin verbaasd op. Jeltsin is thuis eigenaar van drie cactussen, die hij alle drie Spaanse namen gegeven heeft.

In het restaurant dat aan het museum van de Ħaġar Qim gebouwd is, is het erg druk. Toch zet de patron nog een extra tafeltje voor ons buiten, en vinden we het best dat we even zullen moeten wachten op ons eten. Uit de boxen op het koertje even buiten de overdekte tafels schallen onder meer ‘Eviva España’ en even later ook ‘Pump Up The Jam’. Ontheemd voelen we ons geenszins. In een andere toeristische trekpleister had dit een typische tourist trap kunnen zijn, maar niet hier. Het personeel doet haar best het de gasten naar hun zin te maken, en na een Cisk en een Kinnie of twee arriveert ons eten. Jeltsin eet een erg smakelijke risotto, en ik ga weer voor vlees dat gedrenkt is in champignonsaus.

Op het gemak gaan we terug naar ons autootje, loom van de wandeling, het eten en de warmte. We schrikken dan ook op als er over de hoofdweg plots een paard in volle galop passeert dat zowaar een menner in een wagen trekt, alsof het een paardenracer is uit het Oude Rome die hier op het asfalt is neergezet. We schatten dat hij zeker 50km/u aan het gaan was. Wat drijft hem? Is dit een hobby op Malta? Is hij niet doodsbang op de weg? Niet alleen omdat Maltese chauffeurs avontuurlijk aangelegd zijn, maar ook omdat de auto hier absoluut koning is. Fietspaden zijn op Malta sciencefiction, en voetpaden, als die er al zijn, kunnen in blinde hoeken abrupt ophouden.

We laden de batterijen terug op in Senglea. Ik sta aan de deur te roken. Van overal klinkt muziek. Sommige mensen wiegen spontaan met de heupen of doen een dansje als ze muziek horen. Lichamelijke complexen lijken hier niet echt te bestaan. Veel Maltezen zijn wat aan de zware kant. Jonge meisjes zijn doorgaans wel slank, maar daarna lijken de meesten toch eerder te evolueren naar de vorm van de vruchtbaarheidsgodinnen van Ħaġar Qim. Bij de mannen gebeurt dat iets later, en de oude heren schuifelen bedachtzaam over de afgesleten voetpaden, af en toe knikkend naar niets in het bijzonder.

In de namiddag is het tijd om Valletta eens aan te doen. We zijn nog net op tijd om de nagloeiende gensters te zien van de viering voor 1 mei. Overal lopen mensen van allerlei leeftijden rond met rode t-shirts of polo’s die hun trots uitdrukken voor het socialisme. Dat het socialisme hier zo uitbundig gevierd wordt zou menig Vlaamse sos een hart onder de riem steken. “Misschien moet John Crombez hier eens op herbronning komen,” suggereert Jeltsin.

Valletta heeft duidelijk geprofiteerd van de injectienaalden van de Europese Unie. Moderne gebouwen, trappen en straten rijzen elegant en vol zelfvertrouwen op in het politieke centrum rond het parlement en andere gouvernementele gebouwen. Een brede voetgangerszone pal in het midden van de hoofdstad lijdt een beetje aan de Europese eenheidsworst der winkelstraten: McDonald’s, Marks & Spencer, Swarovski, kortom, zo’n beetje de usual suspects van de globalisering. Maar je moet in Valletta maar twee straten verder gaan en je ziet de oude stad die haar visitekaartje afgeeft: op- en neergaande smalle straten met allerlei bars, eetgelegenheden en kleine winkeltjes, vlaggen en zelfs parochiale centra.

Terwijl de stad een beetje aan het leeglopen is, eten Jeltsin en ik nog snel op één van de centrale pleinen van de stad. De maaltijd is niet om over naar huis te schrijven, maar we beseffen dat we na twee dagen eigenlijk gewoon al rotverwend zijn. Bovendien heeft Jeltsin prijs op Tinder. Op Timber is het één en al ellende. Jeltsin verzekert me dat het ligt aan Timber en aan die vermaledijde Windows Phone, niet aan het feit dat ik er voor de gemiddelde Maltese wellicht uitzie als een vampier. Ik prop dan maar wat koolsla tussen m’n burger en krijg perstubes mayonaise op aanvraag aan de erg gedistingeerd uitziende ober.

De terugweg naar Senglea is lastig. Het is donker, en er is zeker niet overal verlichting. We belanden zelfs even in een wat louche buurt van de haven, die door een wegroestende boot wordt gedomineerd, en waar in de diepe schaduwen van desolate loodsen en semi-industriële gebouwen om een onverklaarbare reden allerlei mannen rondlummelen. Jeltsin en ik proberen het moreel hoog te houden door spontaan te quizzen in de auto. Terloops vertelt Jeltsin me ook dat Mia Doornaert, thans weledelgestrenge barones en heraut van slechte rechtse meningen, vroeger wel eens hotpants placht te dragen. Het beeld verlaat helaas mijn geestesoog niet.

Bij onze thuiskomst blijken de sossen van enkele huizen verderop een privéfeestje te houden – er klinkt nog muziek en gepraat door de deur, maar de deur zelf is dicht. Wij wijden ons dan maar aan wat vodka binnenskamers, en uiteindelijk is het al voorbij twee uur als we onze respectieve bedden opzoeken. Omdat God natuurlijk niet toelaat dat twee Belgische linkserds iets goddeloos als de Dag van de Arbeid vieren op Malta, word ik ’s nachts onophoudelijk bestookt door muggen. In België laten muggen me meestal links (!) liggen. Op Malta ben ik een delicatesse voor de bloedzuigers.

Verder naar deel drie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten